Lagere waardering vordering niet aannemelijk

Lagere waardering vordering niet aannemelijk

De waardering van een vordering voor de bepaling van de jaarlijkse winst dient te geschieden volgens goed koopmansgebruik. Daarbij moeten alle omstandigheden die van invloed zijn op de grootte of de waarde van de vordering op de balansdatum worden meegenomen. De belanghebbende die zich erop beroept dat de waarde van de vordering lager is dan de nominale waarde van de vordering zal dat aannemelijk moeten maken.

Een bv verstrekte een lening aan de bv’s van een broer van de dga. Deze bv’s gingen enkele jaren later failliet. Op dat moment was de lening nog niet volledig terugbetaald. De faillissementen zijn in 2010 opgeheven wegens gebrek aan baten. De broer van de dga had al vóór dat moment hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaard voor de betaling van de lening. Er volgde een procedure over de vraag of de bv deze vordering mocht afwaarderen. De bv meende dat dit het geval was omdat de waarde van de verstrekte zekerheden was verminderd, terwijl de vordering niet onzakelijk was. Het hof vond niet aannemelijk dat de waarde van de vordering niet hoger was dan de waarde van de verstrekte zekerheden. Bepalend voor de waardering van de vordering was de gegoedheid van de debiteur op de balansdatum. Daarover was verder niets bekend. Om die reden was het hof van oordeel dat niet aannemelijk was gemaakt dat de waarde van de vordering ultimo 2012 lager was dan de nominale waarde.

Advies nodig rondom dit onderwerp?
Klik hier en neem vrijblijvend contact met Van Der Bruggen op